Plastic afval
- Groeneters
- Mar 14, 2021
- 6 min read
Blog van Kees Huizing

Wie in de bomen woont, heeft geen afvalprobleem. De zwaartekracht is je vuilnisman. Misschien dat het deze achtergrond van de mens is dat we het zo moeilijk hebben met afval. Weg is weg. Maar toen we uit die bomen kwamen en op de grond gingen rondlopen veranderde dat. We moesten gaan nadenken waar we het spul lieten en bovendien gingen we meer spul maken. Als je op je achterpoten loopt, kun je je voorpoten gebruiken om dingen vast te houden. Steeds meer dingen gingen we maken om bij ons te houden. En als je veel dingen hebt, heb je dingen nodig om dingen in te doen. Een van de eerste gewassen die de mensen in Noord-Amerika systematisch gingen verbouwen was de flespompoen. Die heet niet alleen zo omdat hij die vorm heeft, maar ook omdat je hem kunt uithollen en dan gebruiken om iets in te doen, water of graan of wat dan ook. Maar in pompoenen hebben als bewaardingen toch hun beperkingen, dus we zochten door. Van klei kun je potten maken, van riet kun je manden vlechten, glas werd uitgevonden, en zo ging het maar door. Toen kwam de negentiende eeuw met zijn enorme ontwikkeling van de industrie. En die bracht ons plastic. Plastic is licht, sterk, waterdicht. Het kost weinig grondstoffen, energie of werk om het te maken en het breekt niet, vormt geen gevaarlijke scherven en het reageert niet met wat je erin bewaart. Dat is waar we sinds we uit de bomen klommen naar gezocht hebben. Met ongebreideld enthousiasme stortten we ons op dit spul. We maakten allerlei soorten en we vonden steeds weer nieuwe toepassingen. Van rioolbuizen via speelgoed (Lego, wie is er niet groot mee geworden) tot de Tupperware in onze koelkasten. We hoefden geen olifanten van hun slagtanden beroven om biljartballen te maken en we hoefden geen bomen meer om te hakken voor papieren zakken. Maar helemaal gerust waren we niet. In de jaren 1950 ging er een golf van paniek door de chemische wereld omdat een Russische onderzoeker erin geslaagd was om water te polymeriseren, ofwel om te zetten in plastic. Stel je voor dat dat zou gebeuren buiten het laboratorium en dat in een kettingreactie de oceanen in plastic zouden veranderen. Daar schrok men vreselijk van. Maar het bleek dat de onderzoeker zijn glaswerk niet goed had schoon gemaakt en tot een polymerisatie van de oceanen is het niet gekomen. Paniek om niks dus, maar het gaf wel aan dat we dat wonderspul plastic toch ook eng vonden, dat we zoals de tovenaarsleerling bang waren voor onze eigen uitvindingen. En een beetje terecht ook, want het mooie plastic breekt namelijk nauwelijks af in de natuur. Dat doen wel meer stoffen, een achtergelaten glazen fles zul je over een miljoen jaar nog terugvinden, als niemand ’m opruimt, maar juist de fijne eigenschappen van plastic, dat het licht en goedkoop is, maken dat we het makkelijk achterlaten en dat het vervolgens overal naar toe wappert en drijft.
Voor de ex-boombewoner is dat wel een heel grote verleiding. Op zo’n ‘gratis’ verpakking hoef je niet zuinig te zijn en je kunt haar achterlaten als je haar niet meer nodig hebt. Nu weten we wel hoe je deze natuur in de mens in goede banen leidt. Als het weg te gooien ding waarde vertegenwoordigt, neemt een andere natuurlijke neiging de leiding: geld verdienen. Een fles waar statiegeld op zit, gooi je niet zomaar weg en mocht dat wel gebeuren, dan is er altijd wel iemand anders die hem voor dat geld wil opruimen. Maar niet iedereen is daar gelukkig mee. De verpakkers vinden zo’n retoursysteem een ontzettend gedoe en verzetten zich met hand en tand tegen statiegeld. Jaren achtereen wisten ze te voorkomen dat er statiegeld kwam op het succesvolle plastic halveliterflesje. Ieder jaar beloofden ze dat het zwerfafval zou verminderen, ieder jaar kwam daar niets van terecht en ieder jaar gaf de regering (met VVD en CDA) ze weer uitstel. Maar eindelijk lijkt het toch gelukt en komt er binnenkort statiegeld op de plastic flesjes en blikjes. En dat werkt, blijkt uit diverse onderzoeken. Het is een simpel voorbeeld van marktwerking, maar de politieke partijen die dit principe het hoogst in het vaandel hebben staan, blijken het minst geneigd zo’n maatregel in te voeren. En dat is jammer, want dit is niet het enige probleem. Als je met ex-boombewoners van doen hebt, moet je zorgen dat er het hele leven van een product iemand zich verantwoordelijk voelt voor dat product. En veel particulieren doen dat. Wij scheiden ons afval, gooien het niet naast de zak en hangen het netjes een buurtpaal om door de gemeente opgehaald te worden. Ook die realiseert zich dat het leven van een flesje of een verpakking dan nog lang niet beëindigd is en draagt het over aan een afvalverwerker die geld krijgt om het afval te verwerken. Maar dan slaat het denken van de boombewoner weer toe. Het geld is binnen, dus de behoefte om geld te verdienen is al bevredigd. Alles wat er nu nog met het afval gedaan wordt kost geld. Het systeem van levenslange verantwoordelijkheid voor een product loopt hier dood. Dus zie je dat het afval blijft liggen, tot vele malen de veilige capaciteit van de opslag, met als gevolg extra milieu-overlast en risico’s, zoals brandgevaar. De grote brand in een schrootopslag in Den Bosch afgelopen week is er een voorbeeld van.
Het is de paradox van het ideale verpakkingsmiddel. Doordat het zo goedkoop, licht en niet reactief is, wordt het heel makkelijk afval, gaat het de hele wereld over en blijft maar bestaan. Op de gekste plekken op aarde is plastic afval aangetroffen. De weg naar de top van de Mount Everest is geplaveid met plastic flessen en verpakkingen van vriesdroogmaaltijden. In de oceanen ligt en drijft tegen de 100 miljoen ton plastic. Dat is alsof iedere bewoner op aarde een aanhangwagentje plastic in de zee gekieperd heeft. De Zweed die het dunne plastic zakje uitvond dacht dat hij de wereld een dienst bewees. Gebruik van die zakjes zou namelijk een hoop omgehakte bomen schelen. Dat deed het ook, maar het zakje was zó handig en goedkoop dat supermarkten ze massaal gratis gingen uitdelen en de zakjes vlogen letterlijk de hele wereld over.
Wat kunnen we doen aan deze paradox? We kunnen minder plastic gaan gebruiken. Er is veel overbodig of bijna overbodig gebruik, zoals dubbele verpakkingen. En je kunt veel plastic makkelijk meermalen gebruiken. Anders dan papier merkt een plastic zakje niks van vocht en kan het tientallen keren mee, ook voor voedsel. Een plastic zak in de fietstas neemt weinig ruimte of gewicht in en is altijd inzetbaar. Er zijn herbruikbare netjes waar je je groente in de supermarkt in kunt doen, zodat je de gratis aangeboden wegwerpzakjes niet hoeft te gebruiken. Allemaal prima, maar er is meer nodig. Een chipszak is goedkoop, ziet er mooi uit en houdt de inhoud onbegrijpelijk vers. Voor producent en consument een win-winsituatie. Maar de speciale coating van het plastic maakt het bijna onmogelijk de zak te recyclen en daarmee vormt die zak een milieuprobleem. De werkelijke kosten van de verpakking worden niet in rekening gebracht en dat maakt het moeilijk die win-winsituatie te doorbreken.
We moeten toe naar een manier van denken en rekenen dat ervoor zorgt dat gedurende de héle levensduur van een product er iets of iemand is die verantwoordelijk neemt voor een product. Je kunt het rentmeesterschap van de schepping noemen, maar daar de politieke consequenties uit trekken valt niet altijd mee, dat zie je aan het statiegeld. Maar het kán wel. Sinds er een wet is die autofabrikanten verplicht om herbruikbare onderdelen en materialen te gebruiken, wordt van een afgedankte auto gemiddeld 95% gerecycled. We danken onze enorme welvaart aan een systeem dat goedkoop produceren beloont. Als we zorgen dat goedkoop ook betekent: met lage kosten voor het milieu, zal dat zelfde systeem onze belasting van het milieu net zo dramatisch verminderen als dat het onze welvaart verhoogd heeft.
We zijn uit de bomen gekomen en we zijn de aarde gaan bewerken. In het zweet onzes aanschijns, met een fanatisme en op manieren waar die aarde niet altijd blij mee is. Voor een boombewoner is de bottomline de grens van zijn achterwerk. Alles daaronder is heerlijk weg. Maar wij zijn aardebewoners. De aarde is geen spons met oneindige capaciteit die alles wat onder onze economische bottomline valt liefdevol absorbeert. We weten het wel, maar we moeten wel de consequenties trekken. Voor ons eigen gedrag maar ook voor de politiek. Als we de bottomline leggen waar die hoort en liefdevol en economisch alles meetellen wat we aan kosten maken, kunnen we een hele mooie wereld maken. Toevallig of niet, deze week ligt het rode potlood voor u klaar om die politieke consequentie te trekken. Laat zien dat we aardebewoners zijn.
Kees Huizing
14 maart 2021
Comments